is de pakkende titel van een boekje van Willem Middelkoop. Hij zet er de lezer meteen mee op een verkeerd been, want het gaat niet over de gevolgen van een dollarcrash.
Wel geeft hij aan dat het op de dollar gebaseerde monetaire systeem op drijfzand gebouwd is. Daarbij wijst hij naar het Amerikaanse bankwezen dat de geldpers gebruikt om zichzelf te verrijken. Nogal complotterig, ook gezien de ondertitel: Wat Bankiers En Politici U Niet Vertellen Over Geld En De Kredietcrisis.
Hij lijkt terugkeer naar de Gouden Standaard als een verbetering te zien (zij het niet als oplossing voor de aankomende rampspoed).
Waar hij echter geen aandacht aan besteedt is de Waarde waarvoor al die dollars een tegenwaarde vormen.
Olie, Chinese producten &c. zijn allemaal betaald met papieren dollars. Die vertegenwoordigen dus (ooit geleverde) Waarde waarvoor OPEC en Chinezen (en verder iedereen die dollars heeft) in Amerika inkopen kunnen gaan doen. Alleen als de dollar valt zitten zij met papier terwijl de Amerikanen van hun olie en andere importproducten genoten hebben.
Waarom laten de Amerikanen dan niet hun dollar kelderen? Dan hebben ze toch de buit binnen?
Maar ze zouden zich daarmee in eigen vlees snijden. Ze zijn inmiddels volstrekt afhankelijk van import en die zou dan peperduur worden. Het is dus een kwestie van wederzijdse afhankelijkheid.
Dat ze zich verslikt hebben door op te grote voet te leven is een ander verhaal. Ze hebben immense schulden in de wereld. De wereld heeft dat toegestaan. Waarom? Omdat ze erop vertrouwen dat de Amerikanen die schulden wel weer zullen aflossen. En ja, dat duurt zolang als het duurt. (En het heeft inmiddels, 15-12-2009, geduurd zolang als het geduurd heeft.)
Herinvoering van de Gouden Standaard lijkt van Middelkoop een verbetering. In dat geval zou 150.000.000 kg goud de -nagenoeg vaste- tegenwaarde vormen van alle waarde of vermogen in de wereld. Voor het goede begrip: dat is nu ongeveer 25g per wereldbewoner. Maar er komen steeds meer mensen bij, dus is er steeds minder goud per persoon beschikbaar. Bovendien produceren alle hardwerkende mensen voortdurend meer waarde. Goud wordt dan dus steeds meer waard. Het omgekeerde van inflatie: deflatie.
Men wordt dus schijnbaar rijker alleen maar door zijn goud vast te houden. Goed nieuws, toch, of niet?
Het ontmoedigt echter de economische activiteit...
Men ruilt zijn goudkorreltje nu nog niet in, maar wacht nog even. Morgen kun je er meer voor krijgen. Waarmee de leverancier met zijn waren blijft zitten. En dus ook maar ophoudt met produceren.
In welke zin is dat een verbetering? Waar is dat een oplossing voor?
Aanbevolen post
Mijn politieke programma op 1 A4-tje
Als Geert het kan, kan ik het ook, dacht ik, dus: Samenleven is het alternatief voor ieder-voor-zich-met-het-recht-van-de-sterkste-als-ge...
20 april 2008
16 april 2008
productie en reproductie
Van (niet eens zo) oudsher komen nieuwe producten als volgt tot stand.
Een heldere geest verzint een oplossing voor een prangend probleem: een uitvinding. Vervolgens wordt 'een fabriek gebouwd' om die uitvinding te reproduceren. Productie als reproductie.
Fabrieken bouwen is een zaak van groot geld. Dat doe je dus niet zo maar; daarvoor stapt zo'n uitvinder naar een bedrijf.
In eerste instantie werden die fabrieken voor de eeuwigheid gebouwd. Later bleek echter dat producten niet eeuwig meegaan. Zij hebben een 'product life cycle': PLC.
Bedrijven konden voor hun voortbestaan niet wachten tot er weer een uitvinder aanklopte; zij gingen dus uitvinders -ontwerpers- in dienst nemen.
Exit privé-uitvinder want die kon het niet langer opnemen tegen de professionals. Probeer vandaag de dag nog maar eens een uitvinding op de markt te brengen.
Zo ontstond een klimaat dat de ontwikkeling van de technologie bevorderde. De PLC's werden er echter steeds korter mee. Met als gevolg dat de (re)productie-aantallen afnamen. Om dat allemaal winstgevend te houden werden daar de ontwikkelingen op gericht. Met succes.
De ondergrens voor (re)productie-aantallen is 1, stuksproductie. En die beginnen we hier en daar al aardig te benaderen. Misschien nog zozeer niet bij materiële producten, daarvoor zou het vaak zijn doel voorbijschieten. Maar wel degelijk bij diensten en virtuele producten.
Het is natuurlijk niet lonend om technologen en ontwikkelaars al die stuksproducten vorm te laten geven. Dat doen de klanten zelf. De technologie is zodanig in ontwikkeling dat ze daar de mogelijkheid toe krijgen. 'Life hackers' en andere pioniers zijn volop bezig die nieuwe wereld te verkennen.
Het lijntje door trekkend praten we niet meer over top-down re-productie van ideeën van geniale enkelingen. Maar van bottom-up oplossingen waarbij het onuitputtelijke reservoir aan wisdom-of-crowds benut wordt. Let's be creative!
Een heldere geest verzint een oplossing voor een prangend probleem: een uitvinding. Vervolgens wordt 'een fabriek gebouwd' om die uitvinding te reproduceren. Productie als reproductie.
Fabrieken bouwen is een zaak van groot geld. Dat doe je dus niet zo maar; daarvoor stapt zo'n uitvinder naar een bedrijf.
In eerste instantie werden die fabrieken voor de eeuwigheid gebouwd. Later bleek echter dat producten niet eeuwig meegaan. Zij hebben een 'product life cycle': PLC.
Bedrijven konden voor hun voortbestaan niet wachten tot er weer een uitvinder aanklopte; zij gingen dus uitvinders -ontwerpers- in dienst nemen.
Exit privé-uitvinder want die kon het niet langer opnemen tegen de professionals. Probeer vandaag de dag nog maar eens een uitvinding op de markt te brengen.
Zo ontstond een klimaat dat de ontwikkeling van de technologie bevorderde. De PLC's werden er echter steeds korter mee. Met als gevolg dat de (re)productie-aantallen afnamen. Om dat allemaal winstgevend te houden werden daar de ontwikkelingen op gericht. Met succes.
De ondergrens voor (re)productie-aantallen is 1, stuksproductie. En die beginnen we hier en daar al aardig te benaderen. Misschien nog zozeer niet bij materiële producten, daarvoor zou het vaak zijn doel voorbijschieten. Maar wel degelijk bij diensten en virtuele producten.
Het is natuurlijk niet lonend om technologen en ontwikkelaars al die stuksproducten vorm te laten geven. Dat doen de klanten zelf. De technologie is zodanig in ontwikkeling dat ze daar de mogelijkheid toe krijgen. 'Life hackers' en andere pioniers zijn volop bezig die nieuwe wereld te verkennen.
Het lijntje door trekkend praten we niet meer over top-down re-productie van ideeën van geniale enkelingen. Maar van bottom-up oplossingen waarbij het onuitputtelijke reservoir aan wisdom-of-crowds benut wordt. Let's be creative!
09 april 2008
commentaar op Andrew Keen
check 'The Cult of the Amateur'
Als we praten over cultuur gaat het er niet alleen om wat 'waar' ís maar wat ook we met ons allen 'waar' vínden. Idealiter liggen die twee waarheden natuurlijk wel zo dicht mogelijk bij elkaar. Want anders houden we onszelf voor de gek.
Met de oude media konden we dat niet goed beoordelen omdat we maar een paar meningen en visies te zien kregen. Onvermijdelijk, zelfs als de media het oprecht objectief wilden behandelen; zij weten ook niet alles.
Nu komt de informatie van alle kanten, in een overvloed, en ongetwijfeld in een lage kwaliteit. Maar uit die middelmatigheid komt na verloop van tijd wel de beste benadering van wat 'waar' is bovendobberen.
Dat is wat mij betreft het goede nieuws. Maar er zijn ook zwarte scenario's mogelijk.
Web 2.0 is namelijk, zo bezien, niet zozeer democratisch als wel het op elkaar loslaten van vrije krachten. Van welke mening of visie dan ook. De survival of the fittest van ideeën.
Maar wat het resultaat van dat gevecht is zullen we wél moeten accepteren, ongeacht of we dat, democratisch, willen of niet. En er is geen weg terug want we zijn allang afhankelijk van internet.
En hoe kunnen we de richting waarin internet zich ontwikkelt is nog beïnvloeden?
Gelukkig zijn, denk ik, de dominante krachten niet gericht op oorlog en macht en andere vuiligheid. Want de 'vrije krachten' worden uitgeoefend door mensen en de meeste mensen streven naar vrede, liefde, geluk &c.
Als we praten over cultuur gaat het er niet alleen om wat 'waar' ís maar wat ook we met ons allen 'waar' vínden. Idealiter liggen die twee waarheden natuurlijk wel zo dicht mogelijk bij elkaar. Want anders houden we onszelf voor de gek.
Met de oude media konden we dat niet goed beoordelen omdat we maar een paar meningen en visies te zien kregen. Onvermijdelijk, zelfs als de media het oprecht objectief wilden behandelen; zij weten ook niet alles.
Nu komt de informatie van alle kanten, in een overvloed, en ongetwijfeld in een lage kwaliteit. Maar uit die middelmatigheid komt na verloop van tijd wel de beste benadering van wat 'waar' is bovendobberen.
Dat is wat mij betreft het goede nieuws. Maar er zijn ook zwarte scenario's mogelijk.
Web 2.0 is namelijk, zo bezien, niet zozeer democratisch als wel het op elkaar loslaten van vrije krachten. Van welke mening of visie dan ook. De survival of the fittest van ideeën.
Maar wat het resultaat van dat gevecht is zullen we wél moeten accepteren, ongeacht of we dat, democratisch, willen of niet. En er is geen weg terug want we zijn allang afhankelijk van internet.
En hoe kunnen we de richting waarin internet zich ontwikkelt is nog beïnvloeden?
Gelukkig zijn, denk ik, de dominante krachten niet gericht op oorlog en macht en andere vuiligheid. Want de 'vrije krachten' worden uitgeoefend door mensen en de meeste mensen streven naar vrede, liefde, geluk &c.
06 april 2008
ideeën en bits
Computers werken met bits: enen en nullen. Als computers met elkaar communiceren (bijvoorbeeld via internet) wisselen zij bits uit.
Mensen denken in ideeën. Als zij met elkaar communiceren wisselen zij ideeën uit.
Dat is een wezenlijk verschil. Als we willen dat mensen en computers werkelijk met elkaar kunnen communiceren moet dat verschil overkomen worden.
Anatoli Rapoport verduidelijkt dat aan de hand van een raadspelletje. Stel: 'ik' neem een woord in gedachten en 'jullie' moeten dat raden. Je mag er vragen over stellen.
Dan kun je daar op in gaan door alle letters van het alfabet af te lopen. Dit is wat je een computer zou kunnen laten doen. Iets preciezer: volgens de regels van de informatica.
Maar stel nu dat 'ik' nu niet een 'woord' in gedachten neem maar een 'idee'. Ideeën zijn veel vager en kunnen vaak niet eens in woorden gevat worden.
Hoe zou je daar nu naar kunnen raden?
Je kunt contextuele vragen stellen waarmee je het vraagstuk steeds verder inkadert. 'Gaat het over mensen, of over dieren, planten, dingen?' &c. Bij elke volgende vraag moet je dan weer een nieuwe context voor ogen te halen. Daar zijn mensen gelukkig vindingrijk genoeg voor.
Punt is dat er echter geen systematische manier is om alle mogelijke ideeën af te lopen, zoals bij de letters van het alfabet.
Waar computers met "eindige reeksen" van mogelijke oplossingen werken (uiteindelijk terug te voeren tot bit-reeksen) is het aantal mogelijke ideeën die mensen kunnen hebben bovendien praktisch onbeperkt.
Willen we computers (of internet) met mensen ideeën laten uitwisselen moeten we ze iets speciaals laten doen.
Een eerste stap is het maken van woordenlijsten en lijsten van locaties waar die woorden aangetroffen zijn. Dat is wat zoekmachines doen.
Maar met woorden hebben we nog geen ideeën. Als je iets te weten wil komen waar je de naam niet van kent kom je er niet mee.
Een tweede stap is dan het 'taggen', of labelen. Iemand heeft een associatie gemaakt en die vastgelegd in een tag. Daarmee is een context gevormd waarbinnen men kan zoeken. Dat kan ook een abstracte of onbewust aangelegde tag zijn. Bijvoorbeeld de extra opties waarop je gewezen wordt bij Amazon.com: 'other customers also bought this..'.
Een derde stap is daarnaast ook de aard van de relatie vast te leggen: onderwerp1, relatie, onderwerp2. We zitten dan heel dicht tegen elementaire zinnetjes aan als 'man bijt hond'. Ofwel volgens de structuur van het van de basisschool vast nog wel bekende onderwerp-gezegde-lijdend voorwerp.
Dit is de basis van de RDF standaard van het W3C, het "World Wide Web Consortium", en de elementaire bouwsteen van het 'semantische web'.
Het 'semantisch web' kan niet op eigen gelegenheid relevante (=in context geplaatste) informatie leveren. Maar het onthoudt de associaties/ relaties/ contexten die ooit door mensen zijn gelegd. Daarmee worden creatieve capaciteiten van de mensen en de geheugencapaciteiten van computers met elkaar verenigd.
Mensen denken in ideeën. Als zij met elkaar communiceren wisselen zij ideeën uit.
Dat is een wezenlijk verschil. Als we willen dat mensen en computers werkelijk met elkaar kunnen communiceren moet dat verschil overkomen worden.
Anatoli Rapoport verduidelijkt dat aan de hand van een raadspelletje. Stel: 'ik' neem een woord in gedachten en 'jullie' moeten dat raden. Je mag er vragen over stellen.
Dan kun je daar op in gaan door alle letters van het alfabet af te lopen. Dit is wat je een computer zou kunnen laten doen. Iets preciezer: volgens de regels van de informatica.
Maar stel nu dat 'ik' nu niet een 'woord' in gedachten neem maar een 'idee'. Ideeën zijn veel vager en kunnen vaak niet eens in woorden gevat worden.
Hoe zou je daar nu naar kunnen raden?
Je kunt contextuele vragen stellen waarmee je het vraagstuk steeds verder inkadert. 'Gaat het over mensen, of over dieren, planten, dingen?' &c. Bij elke volgende vraag moet je dan weer een nieuwe context voor ogen te halen. Daar zijn mensen gelukkig vindingrijk genoeg voor.
Punt is dat er echter geen systematische manier is om alle mogelijke ideeën af te lopen, zoals bij de letters van het alfabet.
Waar computers met "eindige reeksen" van mogelijke oplossingen werken (uiteindelijk terug te voeren tot bit-reeksen) is het aantal mogelijke ideeën die mensen kunnen hebben bovendien praktisch onbeperkt.
Willen we computers (of internet) met mensen ideeën laten uitwisselen moeten we ze iets speciaals laten doen.
Een eerste stap is het maken van woordenlijsten en lijsten van locaties waar die woorden aangetroffen zijn. Dat is wat zoekmachines doen.
Maar met woorden hebben we nog geen ideeën. Als je iets te weten wil komen waar je de naam niet van kent kom je er niet mee.
Een tweede stap is dan het 'taggen', of labelen. Iemand heeft een associatie gemaakt en die vastgelegd in een tag. Daarmee is een context gevormd waarbinnen men kan zoeken. Dat kan ook een abstracte of onbewust aangelegde tag zijn. Bijvoorbeeld de extra opties waarop je gewezen wordt bij Amazon.com: 'other customers also bought this..'.
Een derde stap is daarnaast ook de aard van de relatie vast te leggen: onderwerp1, relatie, onderwerp2. We zitten dan heel dicht tegen elementaire zinnetjes aan als 'man bijt hond'. Ofwel volgens de structuur van het van de basisschool vast nog wel bekende onderwerp-gezegde-lijdend voorwerp.
Dit is de basis van de RDF standaard van het W3C, het "World Wide Web Consortium", en de elementaire bouwsteen van het 'semantische web'.
Het 'semantisch web' kan niet op eigen gelegenheid relevante (=in context geplaatste) informatie leveren. Maar het onthoudt de associaties/ relaties/ contexten die ooit door mensen zijn gelegd. Daarmee worden creatieve capaciteiten van de mensen en de geheugencapaciteiten van computers met elkaar verenigd.
Abonneren op:
Posts (Atom)
-
Wat is het gemiddelde windvermogenaanbod op een locatie? En welke effectieve windsnelheid past daar bij? De kinetische energie van ee...
-
Gedurende een jaar of 50 legt 1 boom -bijvoorbeeld een eik- grofweg 1 ton CO 2 per jaar vast. Bovengronds. Het komt overeen met d...
-
Mark Rutte wil bezuinigen. Dat wil de VVD altijd wel want ze vinden de staatsschuld altijd te hoog. En nu is de staatsschuld wel erg ver opg...